Uitspraak
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter te Alkmaar van 11 december 2019, waarin de vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] betrokken was. De vereffenaar, die niet verschenen is, vertegenwoordigt de nalatenschap in deze procedure. De advocaat van verzoekster, E.J.H. Zandbergen, heeft het cassatierekest ingediend, dat aan de beschikking van de kantonrechter is gehecht. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van verzoekster schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van verzoekster over de beschikking van de kantonrechter beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 het cassatieberoep verworpen, waarmee de beschikking van de kantonrechter in stand blijft.