In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stichting Wonen Limburg (SWL) en Hubertus Emile Cornelus Savelkoul, in zijn hoedanigheid als curator van twee failliete vennootschappen. SWL had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 februari 2019. De zaak betreft een koop- en aannemingsovereenkomst met een projectontwikkelaar voor de bouw van appartementen, waarbij SWL onbetaald gelaten facturen had en een beroep deed op het opschortingsrecht, gebaseerd op algemene voorwaarden en de onzekerheidsexceptie.
De Hoge Raad heeft de klachten van SWL over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van SWL verworpen en SWL veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator zijn begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.