ECLI:NL:HR:2020:1303

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
19/02242
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opschortingsrecht in koop- en aannemingsovereenkomst met projectontwikkelaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stichting Wonen Limburg (SWL) en Hubertus Emile Cornelus Savelkoul, in zijn hoedanigheid als curator van twee failliete vennootschappen. SWL had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 februari 2019. De zaak betreft een koop- en aannemingsovereenkomst met een projectontwikkelaar voor de bouw van appartementen, waarbij SWL onbetaald gelaten facturen had en een beroep deed op het opschortingsrecht, gebaseerd op algemene voorwaarden en de onzekerheidsexceptie.

De Hoge Raad heeft de klachten van SWL over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van SWL verworpen en SWL veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de curator zijn begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/02242
Datum17 juli 2020
ARREST
In de zaak van
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
EISERES tot cassatie,
hierna: SWL,
advocaat: J.F. de Groot,
tegen
Hubertus Emile Cornelus SAVELKOUL,
in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van
[A] B.V. en [B] B.V.,
kantoorhoudende te Maastricht,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de curator,
advocaat: D.M. de Knijff.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/03/206096/HA ZA 15-276 van de rechtbank Limburg van 14 december 2016;
de arresten in de zaak 200.214.514/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 mei 2018 en 5 februari 2019.
SWL heeft tegen het arrest van 5 februari 2019 van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De curator heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor SWL mede door R.R. Oudijk.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van SWL heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt SWL in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
17 juli 2020.