ECLI:NL:HR:2020:1284

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
19/03134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van beleggingsadviseur en onrechtmatige daad in cassatie

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat H.J.W. Alt, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 april 2019. De eisers, die niet verder zijn geïdentificeerd in het document, hebben hun beroep ingesteld tegen de verweerder, die in Spanje woont en niet is verschenen in de procedure. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de eisers over het arrest van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad verdere motivering behoeft, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 17 juli 2020 en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak. De zaak betreft onder andere de aansprakelijkheid van een beleggingsadviseur en de vraag of er sprake is van onrechtmatige daad en schade, evenals het causale verband tussen de handelingen van de adviseur en de geleden schade. De relevante wetgeving die in deze zaak aan de orde komt, betreft onder andere artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht, dat handelt over het handelen zonder vergunning.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03134
Datum17 juli 2020
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats], Spanje,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/05/255985/HA ZA 13-833 van de rechtbank Gelderland van 4 juni 2014 en 10 september 2014;
de arresten in de zaak 200.162.619 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2017 en 2 april 2019.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 2 april 2019 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
17 juli 2020.