In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018. De eiseres stelt de rechtsbijstandsverzekeraar, N.V. Univé Schade, aansprakelijk omdat er in de ontbindingsprocedure geen tegenverzoek tot ontbinding is gedaan. Het hof oordeelt dat eiseres hierdoor geen schade heeft geleden, aangezien bij een tegenverzoek geen hogere vergoeding zou zijn toegekend. De Hoge Raad heeft de klachten van eiseres over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, omdat het niet nodig is om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Univé zijn begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.