ECLI:NL:HR:2020:1281

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
19/01424
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van rechtsbijstandsverzekeraar in ontbindingsprocedure zonder tegenverzoek

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018. De eiseres stelt de rechtsbijstandsverzekeraar, N.V. Univé Schade, aansprakelijk omdat er in de ontbindingsprocedure geen tegenverzoek tot ontbinding is gedaan. Het hof oordeelt dat eiseres hierdoor geen schade heeft geleden, aangezien bij een tegenverzoek geen hogere vergoeding zou zijn toegekend. De Hoge Raad heeft de klachten van eiseres over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen, omdat het niet nodig is om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Univé zijn begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01424
Datum17 juli 2020
ARREST
In de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd te Assen,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Univé,
advocaat: M.E. Franke.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/19/112301/HA ZA 15-239 van de rechtbank Noord-Nederland van 17 februari 2016 en 28 september 2016;
de arresten in de zaak 200.208.603/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2018 en 18 december 2018 en de beschikking van dat hof van 12 februari 2019.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 18 december 2018 beroep in cassatie ingesteld.
Univé heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Univé begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
17 juli 2020.