ECLI:NL:HR:2020:127
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de toepassing van schadevergoeding in ontnemingsprocedures
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die was veroordeeld voor diefstal in vereniging met valse sleutels. De betrokkene had een bedrag van € 14.658,67 weggenomen van een benadeelde partij, die in de strafzaak een schadevergoeding had toegewezen gekregen van € 13.201,-. De Hoge Raad moest beoordelen of het Hof had verzuimd om de toegewezen schadevergoeding in mindering te brengen op het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door het Hof was geschat op € 22.082,-. De Hoge Raad oordeelde dat de regeling in artikel 36e, achtste lid (oud) van het Wetboek van Strafrecht beoogt te voorkomen dat iemand hetzelfde voordeel meermalen moet terugbetalen aan verschillende partijen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld door de schadevergoeding niet in mindering te brengen, omdat er geen bewijs was dat er een corresponderend voordeel voor de betrokkene was.