ECLI:NL:HR:2020:1262

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
18/03799
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake verzoek om vergoeding van kosten

In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2018. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Nederland, waarin werd beslist op een verzoek om vergoeding van kosten op basis van artikel 8:75, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 10 juli 2020 door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/03799
Datum10 juli 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2018, nrs. 16/00802 tot en met 16/00804 en 16/00837 tot en met 16/00841, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 14/2007 en LEE 15/4493 tot en met LEE 15/4499) betreffende de door de Rechtbank gegeven beslissing op het verzoek om vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 8:75, lid 1, Awb.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2020.