ECLI:NL:HR:2020:1256
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen bestuursrechtelijke uitspraken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 13 maart 2020, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 11 december 2019 werd behandeld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het openstellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de bestuursrechter in deze specifieke situatie. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat voor de onderhavige zaak, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.