Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de middelen
4.Proceskosten
5.Beslissing
10 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiseres] B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 december 2018, waarin CAV AGROTHEEK B.V. was veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over schadevergoeding vanaf 24 juni 2009. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het hof niet toereikend heeft gemotiveerd waarom de ingangsdatum van de wettelijke rente op 24 juni 2009 is vastgesteld, terwijl [eiseres] had aangevoerd dat de schade eerder was geleden, namelijk op 1 juli 2008 en 1 januari 2009. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd voor zover het betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente, en heeft geoordeeld dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment waarop de schade is geleden. De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat CAV inmiddels het verschuldigde bedrag aan wettelijke rente aan [eiseres] heeft voldaan, waardoor de overige klachten van [eiseres] niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat CAV haar verweer tijdig heeft prijsgegeven. Het arrest is gewezen op 10 juli 2020.