AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in het kader van een Peeters/Gatzen-vordering en de toepassing van de Insolventieverordening
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om de vraag of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om kennis te nemen van een vordering die door de curator is ingesteld in het kader van de faillissementen van [de vennootschap] B.V. en [betrokkene 1]. De curator vordert betaling van € 550.000,-- van BNP Paribas Fortis N.V. op grond van onrechtmatig handelen. De Hoge Raad heeft eerder in een tussenarrest van 8 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2269, en in een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 6 februari 2019, ECLI:EU:C:2019:96, de relevante juridische kaders geschetst. De kern van de zaak draait om de vraag of de Peeters/Gatzen-vordering onder de reikwijdte van de Insolventieverordening valt of dat de Verordening Brussel I van toepassing is. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vordering van de curator niet onder de uitzondering van de Verordening Brussel I valt, en dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet kan worden aangenomen. De Hoge Raad heeft de eerdere arresten van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en de rechtbank Maastricht vernietigd en geoordeeld dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de internationale bevoegdheid van rechters in faillissementszaken en de toepassing van Europese verordeningen.
Voetnoten
1.Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, PbEG 2000, L 160/1 (inmiddels ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking), PbEU 2015, L 141/19).
2.Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEG 2001, L 12/1.
3.Zie onder meer HvJEU 16 juni 2016, zaak C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449 (Universal Music/Schilling), punt 25-28.
4.HvJEU 19 september 1995, zaak C-364/93, ECLI:EU:C:1995:289 (Marinari/Lloyd’s Bank).
5.HvJEU 10 juni 2004, zaak C-168/02, ECLI:EU:C:2004:364 (Kronhofer/Maier).
6.HvJEU 28 januari 2015, zaak C-375/13, ECLI:EU:C:2015:37 (Kolassa/Barclays Bank), punt 55.
7.HvJEU 16 juni 2016, zaak C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449 (Universal Music/Schilling), punt 37-40. Zie ook HvJEU 12 september 2018, zaak C-304/17, ECLI:EU:C:2018:701 (Löber/Barclays Bank), punt 29.