In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stokke c.s. en Hauck. Stokke c.s., bestaande uit de vennootschap naar Noors recht Stokke A/S, Stokke Nederland B.V., Peter Opsvik en de vennootschap naar Noors recht Peter Opsvik A/S, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Hauck, een vennootschap naar Duits recht, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De zaak betreft de vraag of de vorm van de Tripp Trapp-stoel rechtsgeldig kan worden aangemerkt als merk voor 'stoelen, met name kinderstoelen'. De Hoge Raad heeft de klachten van Stokke c.s. over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van Hauck behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft Stokke c.s. in de proceskosten verwezen, die zijn begroot op € 30.000,--, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.