ECLI:NL:HR:2020:1221

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
19/02263
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkenrechtelijke geschil over de rechtsgeldigheid van de Tripp Trapp-stoel als merk voor kinderstoelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Stokke c.s. en Hauck. Stokke c.s., bestaande uit de vennootschap naar Noors recht Stokke A/S, Stokke Nederland B.V., Peter Opsvik en de vennootschap naar Noors recht Peter Opsvik A/S, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Hauck, een vennootschap naar Duits recht, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De zaak betreft de vraag of de vorm van de Tripp Trapp-stoel rechtsgeldig kan worden aangemerkt als merk voor 'stoelen, met name kinderstoelen'. De Hoge Raad heeft de klachten van Stokke c.s. over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van Hauck behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft Stokke c.s. in de proceskosten verwezen, die zijn begroot op € 30.000,--, vermeerderd met wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/02263
Datum3 juli 2020
ARREST
In de zaak van
1. de vennootschap naar Noors recht STOKKE A/S,
gevestigd te Alesund, Noorwegen,
2. STOKKE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Tilburg,
3. Peter OPSVIK,
gevestigd te Oslo, Noorwegen,
4. de vennootschap naar Noors recht PETER OPSVIK A/S,
gevestigd te Oslo, Noorwegen,
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: Stokke c.s.,
advocaat: T. Cohen Jehoram,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
FIRMA HAUCK GMBH & CO. KG,
gevestigd te Sonnefeld, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: Hauck,
advocaat: A.M. van Aerde.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
zijn arrest in de zaak 11/04114, ECLI:NL:HR:2015:3394 van 27 november 2015;
het arrest in de zaak 200.207.312/01 van het gerechtshof Amsterdam van 5 februari 2019.
Stokke c.s. hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Hauck heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Stokke c.s. mede door G.J. Harryvan en voor Hauck mede door T. van Tatenhove.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van Stokke c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Proceskosten in cassatie

Als de in cassatie in het ongelijk gestelde partij dient Stokke c.s. te worden verwezen in de proceskosten. Nu Hauck op de voet van art. 1019h Rv vergoeding van de kosten in cassatie heeft gevorderd en partijen overeenstemming hebben bereikt over de terzake op de voet van deze bepaling toe te schatten kosten, zal dienovereenkomstig worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Stokke c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hauck begroot op € 30.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Stokke c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, C.E. du Perron, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
3 juli 2020.