Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een verkeersongeval waarbij de verdachte, geboren in 1988, betrokken was. Het ongeval vond plaats door het afsnijden van een bocht, wat leidde tot een aanrijding met een fietser en resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 19 maart 2019 werd uitgesproken. De advocaat J. Kuijper heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 7 juli 2020 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.