Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beslissing
7 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door de klager, die stelt eigenaar te zijn van inbeslaggenomen geldbedragen in het kader van een hennepteeltverdenking. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij zij een onjuiste maatstaf toepaste bij de beoordeling van het beslag op de geldbedragen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat de rechtbank niet de juiste maatstaf heeft aangelegd. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover deze het klaagschrift ongegrond verklaarde en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechtbank om bij de beoordeling van een klaagschrift om teruggave van inbeslaggenomen goederen de juiste maatstaf te hanteren, met name in gevallen waar derden als eigenaar worden aangemerkt.