ECLI:NL:HR:2020:1165

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
19/00120
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep na te late indiening volgens artikel 432 lid 1 Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 december 2018 was gewezen. Volgens artikel 432 lid 1, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) moet een cassatieberoep worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak, mits de verdachte op de terechtzitting is verschenen. De verdachte was op de zitting van het hof verschenen, wat betekent dat het beroep binnen de gestelde termijn had moeten worden ingediend.

Echter, het cassatieberoep werd pas op 7 januari 2019 ingesteld, wat meer dan veertien dagen na de einduitspraak was. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de termijn voor het indienen van het cassatieberoep was overschreden. Dit arrest benadrukt het belang van het naleven van de termijnen in het strafproces en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een cassatieberoep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/00120
Datum30 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 december 2018, nummer 21/001264-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S. Schuurman, advocaat te Breukelen, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
In artikel 432 lid 1, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepaald dat het cassatieberoep moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak als de verdachte op de terechtzitting of nadere terechtzitting is verschenen.
2.2
Volgens de stukken is de verdachte op de terechtzitting van het hof van 12 december 2018 verschenen. Daarom had op grond van artikel 432 lid 1, aanhef en onder b, Sv het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof van 12 december 2018. Het beroep is echter pas ingesteld op 7 januari 2019. Dit brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 juni 2020.