Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X3] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende waren opgelegd over de jaren 2011 en 2012. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2018, waartegen het beroep in cassatie was ingesteld, had betrekking op deze naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente, alsook een boetebeschikking die was opgelegd over het jaar 2012.
De Hoge Raad oordeelde dat middel I slaagde op de gronden die waren vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2020:1045) en dat de overige middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit betekende dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven en dat er een verwijzing moest volgen. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, waarbij rekening werd gehouden met de samenhang van deze zaak met andere zaken.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris opgedragen om het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan belanghebbende te vergoeden. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad, met E.N. Punt als voorzitter.