ECLI:NL:HR:2020:1135
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake betalingsonmacht en griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De Rechtbank had op 20 november 2019 uitspraak gedaan in een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 13 september 2019. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen en belanghebbende gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ondanks herhaalde aanmaningen is het griffierecht niet voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.