Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de uitleg van een beding in een notariële akte met betrekking tot het recht van terugkoop van onroerend goed. Eiser stelt dat er sprake is van wanprestatie en onrechtmatig gebruik van wanprestatie door verweerder, die eveneens in cassatie is opgekomen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere tussenvonnissen van de rechtbank Almelo en het eindvonnis van de rechtbank Overijssel, alsook naar het arrest van het hof van 7 augustus 2018. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad motiveert niet verder, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.