ECLI:NL:HR:2020:113

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
18/04640
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van een beding in een notariële akte betreffende het recht van terugkoop en wanprestatie

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de uitleg van een beding in een notariële akte met betrekking tot het recht van terugkoop van onroerend goed. Eiser stelt dat er sprake is van wanprestatie en onrechtmatig gebruik van wanprestatie door verweerder, die eveneens in cassatie is opgekomen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere tussenvonnissen van de rechtbank Almelo en het eindvonnis van de rechtbank Overijssel, alsook naar het arrest van het hof van 7 augustus 2018. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad motiveert niet verder, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04640
Datum24 januari 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J. de Jong van Lier,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: J.H.M. van Swaaij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de tussenvonnissen in de zaak C/08/122088/HA ZA 11-570 van de rechtbank Almelo van 12 oktober 2011, 27 juni 2012, 12 september 2012 en 19 december 2012 en het eindvonnis van de rechtbank Overijssel van 7 augustus 2013;
het arrest in de zaak 200.136.887 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 augustus 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. J.M. Moorman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
24 januari 2020.