Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
2. Ingeval van veroordeling tot gevangenisstraf van meer dan twee jaren en ten hoogste vier jaren kan de rechter bepalen dat een gedeelte van de straf, tot ten hoogste twee jaren, niet zal worden tenuitvoergelegd.
3. De rechter kan voorts bepalen dat opgelegde bijkomende straffen geheel of gedeeltelijk niet zullen worden tenuitvoergelegd.”
1°. gelasten dat de niet ten uitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
2°. al of niet onder instandhouding of wijziging van de voorwaarden gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.”
(...).”
2. De termijn van deze verjaring is een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering.”
2. Is een mededeling als bedoeld in artikel 366 voorgeschreven, dan kan de tenuitvoerlegging van het vonnis of arrest geschieden na de betekening van die mededeling. Bij vonnissen of arresten bij verstek gewezen, waarbij zodanige mededeling niet behoeft te geschieden, kan de tenuitvoerlegging geschieden na de uitspraak. Door hoger beroep of beroep in cassatie wordt de tenuitvoerlegging geschorst of opgeschort.
3. De laatste volzin van het tweede lid geldt niet:
(...)
2° indien naar het oordeel van het openbaar ministerie vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het middel aanwendde, en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd, de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.”
Op de gronden die zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 37 brengt een redelijke uitleg van deze bepalingen mee dat in geval van een voorwaardelijke veroordeling, onder “rechterlijke uitspraak” zoals bedoeld in artikel 76a (oud) Sr moet worden verstaan: de uitspraak waarbij de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf is gelast.
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
30 juni 2020.