ECLI:NL:HR:2020:1112
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 19 november 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak over de door haar op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen aan de orde was. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 19 maart 2020 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Deze brief is door belanghebbende afgehaald, maar het griffierecht is niet voldaan. Vervolgens heeft de griffier op 21 april 2020 een tweede aangetekende brief gestuurd, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar belanghebbende heeft hierop niet gereageerd.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 26 juni 2020.