Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
23 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 4 februari 2019 is gewezen. De verdachte, geboren in 1967, is beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan een rechtspersoon die bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd, meermalen, zoals omschreven in artikel 341 (oud) in samenhang met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat M.J.N. Vermeij uit 's-Gravenhage. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 23 juni 2020 het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.