ECLI:NL:HR:2020:1101

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
19/04768
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen opheffing beslag op geld en telefoons in verband met verdenking van witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. Het openbaar ministerie had cassatie ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank om het beslag op een geldbedrag van € 144.430, (reis)bescheiden en twee telefoons op te heffen. De klager, die vanuit Paramaribo op Schiphol was aangekomen, werd verdacht van witwassen. De rechtbank had geoordeeld dat het strafvorderlijk belang van de waarheidsvinding zich niet langer verzette tegen de opheffing van het beslag. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit oordeel niet begrijpelijk was en dat de rechtbank haar beslissing onvoldoende had gemotiveerd. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukte dat het strafrechtelijk onderzoek nog niet was afgerond en dat de inhoud van de telefoons relevant was voor de verificatie van de verklaring van de klager over de legale herkomst van het geld. De klager had geen antwoord gegeven op vragen van de financieel rechercheur over de aankoop van het winnende staatslot, wat ook een belangrijke factor was in de beoordeling van de zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04768 B
Datum23 juni 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 augustus 2019, nummer RK 19/006551, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de klager, M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing naar de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

Voor zover het cassatiemiddel klaagt dat het oordeel dat het strafvorderlijk belang van de waarheidsvinding zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag niet begrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd, slaagt het. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4.8 tot en met 4.9. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 juni 2020.