Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De moeder, verzoekster tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De vader, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De advocaat-generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen.