ECLI:NL:HR:2020:1058
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Stichting [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2018, waarin het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland werd behandeld. De rechtbank had eerder een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd aan de belanghebbende voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012, evenals beschikkingen inzake heffingsrente.
De belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2020.