ECLI:NL:HR:2020:1034

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
19/01651
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel in Arnhem

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2020 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvraag tot herziening betreft een veroordeling voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel, gepleegd in 2007 in Arnhem. De aanvrager, vertegenwoordigd door zijn advocaat J.W.H. Peters, stelt dat het hof hem zou hebben vrijgesproken indien het hof op de hoogte was geweest van nieuwe bewijsstukken die bij de aanvraag zijn gevoegd, waaronder analyses, rapporten en handgeschreven verklaringen.

De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde stukken niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe gegevens die een herziening rechtvaardigen. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de aanvraag, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. De Hoge Raad stelt vast dat de nieuwe analyses en verklaringen niet leiden tot een andere bewijswaardering dan die het hof reeds heeft gemaakt. De handgeschreven verklaringen van getuigen zijn in strijd met eerdere verklaringen en bieden geen nieuw licht op de zaak. De aanvraag tot herziening wordt dan ook afgewezen, omdat de aangevoerde gegevens niet voldoen aan de eisen van artikel 457 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering.

De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager en onderstreept het belang van consistente en betrouwbare getuigenverklaringen in strafzaken. De uitspraak is een belangrijke reminder van de strikte eisen die worden gesteld aan herzieningsaanvragen in het strafrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01651 H
Datum16 juni 2020
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 juni 2013, nummer 21/003587-09, ingediend door J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem - de aanvrager ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

3.1
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de aanvraag.
3.2
De raadsman van de aanvrager heeft daarop schriftelijk gereageerd. Bij deze reactie is een aanvullende handgeschreven verklaring van [getuige 2] van 26 maart 2020 gevoegd als bijlage.

4.Bewezenverklaring en bewijsvoering

4.1
Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
“hij op 24 december 2007 te Arnhem, met een ander of anderen, op de openbare weg, de Korenmarkt, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], welk geweld bestond uit het trekken aan en/of duwen van die [benadeelde partij], ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] ten val is gekomen en (vervolgens) die [benadeelde partij] tegen diens hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl het door verdachte daarbij uitgeoefende geweld zwaar lichamelijk letsel (kaakfractuur) ten gevolge heeft gehad.”
4.2
Voor de bewijsvoering verwijst de Hoge Raad naar de conclusie van de advocaat-generaal onder 3 en 4.

5.Beoordeling van de aanvraag

5.1.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
5.1.2
De herzieningsaanvraag behelst een beroep op gegevens die - naar wordt gesteld - elk op zichzelf beschouwd en/of bezien in onderling verband het ernstige vermoeden doen rijzen dat waren deze het hof bekend geweest dit zou hebben geleid tot vrijspraak van de aanvrager. De Hoge Raad begrijpt de aanvraag aldus dat daarin op grond van de volgende bij de aanvraag gevoegde stukken een beroep wordt gedaan op een viertal herzieningsgronden:
I. een analyse met als titel ‘Na het Hockeygala op de Korenmarkt’ van juni 2016, gemaakt door N.F. Malefason en P.J. van Koppen;
II. het rapport van Langendoen Advies van 19 maart 2018 inclusief een usb-stick met camerabeelden;
III. een handgeschreven verklaring van [getuige 2] van 24 oktober 2018;
IV. handgeschreven verklaringen van de aanvrager (11 januari 2019), (zijn vriendin) [betrokkene 3] (14 januari 2019) en (zijn moeder) [betrokkene 4] (16 januari 2019) naar aanleiding van een ontmoeting op 29 mei 2014 tussen de aanvrager en [benadeelde partij].
5.2
Op de door de advocaat-generaal in zijn conclusie vermelde gronden kan het in de aanvraag aangevoerde niet worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. De onder 3.2 bedoelde schriftelijke reactie van de raadsman van de aanvrager en de daarbij gevoegde verklaring van [getuige 2] van 26 maart 2020 maken dit niet anders. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge artikel 470 Sv worden afgewezen.

6.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 juni 2020.