Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De voorzitter stelt vast dat tevens ter terechtzitting is verschenen de benadeelde partij [slachtoffer]. Deze verklaart naar aanleiding van een vraag van de voorzitter dat hij gebruik wenst te maken van het hem toekomende spreekrecht.
(...)
Op vragen van de voorzitter verklaart de raadsman als volgt.
Het door ons ingestelde hoger beroep is weliswaar voornamelijk een strafmaatappel, maar de verdediging wenst toch behandeling van de feiten. Het zou kunnen zijn dat uw hof tot het oordeel komt dat er helemaal geen straf moet worden opgelegd omdat er sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
(...)
Op vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
Het klopt dat ik op 28 mei 2011 betrokken ben geweest bij een gewelddadig conflict met [slachtoffer]. Het speelde zich af in een park in Deurne. Ik liep daar samen met mijn schoonzus en mijn vriendin. Wij kwamen toen een groepje personen tegen, waarvan [slachtoffer] en [betrokkene] deel uitmaakten. Ik werd bedreigd door [slachtoffer] en hij pakte ook mijn vrouw aan.
Ik ben op een gegeven moment in een bepaalde gemoedstoestand geraakt. Er was bij mij sprake van paniek en angst. Ik ben nooit eerder in een dergelijke situatie terecht gekomen. De situatie is op een gegeven moment geëscaleerd. Dat was op het moment dat zij met twee man op mij afkwamen en naar mij uithaalden. Daarvoor werden over en weer allerlei dingen geroepen. Mijn vrouw liep op een gegeven moment naar die groep en werd vervolgens op de grond geduwd. Die groep stond op een afstand van 30 à 40 meter van ons.
Vervolgens zijn er twee man naar mij toe gekomen. Met twee man kwamen zij met flinke snelheid op mij afrennen. Zij liepen niet bepaald langzaam. Zij liepen niet normaal. Er gingen een paar seconden overheen voordat ze bij mij waren. [slachtoffer] haalde vervolgens naar mij uit en daarom haalde ik ook uit naar hem. Ik raakte hem. Hij ging neer en bleef liggen.
Het klopt dat ik vervolgens op zijn lichaam ben gesprongen. Ik heb mezelf dat later verweten. Ik was in paniek en had angst.
(...)
Op het moment van het treffen zat ik vol van angst. Ik wist niet met wie ik van doen had. Ik herkende [slachtoffer], maar hij herkende mij niet. Ik heb in het verleden 6 jaar met hem gewerkt. Vanuit die tijd kende ik zijn reputatie. Hij kwam wel eens met een blauw oog op het werk. Ook van vrienden van mij heb ik over [slachtoffer] dingen gehoord, die zij met hem hebben meegemaakt.
(...)
De benadeelde partij verklaart op vragen van de voorzitter als volgt.
Ik blijf bij mijn aanvankelijke vordering.
Na het incident ben ik terecht gekomen op de afdeling Intensive Care van het ziekenhuis. Ik ben diezelfde avond met spoed geopereerd en 's ochtends kwam ik weer bij uit de narcose. Ik heb vijf dagen in het ziekenhuis gelegen. Toen ik daarna thuiskwam, kon ik helemaal niets. Ik had hulp nodig met alles. Ik ben verzorgd door een familielid. Zij heeft een factuur opgemaakt en ik heb die voldaan. Nu wordt gezegd dat ik via een officiële instantie hulp had moeten vragen. Ik lag in bed en ik was blij met iedere hulp die ik kon krijgen. Ik vind dat de door mij gemaakte kosten voor de hulp van mijn familielid vergoed moet worden.
Ik heb als slachtoffer een verklaring opgesteld die ik graag zou laten voorlezen door een vriend die ik naar de terechtzitting heb meegebracht.
De voorzitter deelt de benadeelde partij mede dat de wet niet voorziet in deze mogelijkheid en stelt voor dat deze verklaring door de voorzitter zal worden voorgelezen.
De benadeelde partij stemt daarmee in.
De voorzitter leest vervolgens een door de benadeelde partij opgemaakte, aan het hof overgelegde, schriftelijke verklaring voor, die aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud wordt geacht hier te zijn ingevoegd.
Op verdere vragen van de voorzitter verklaart de benadeelde partij als volgt.
Het klopt dat ik sinds het voorval last heb van uitvallen. Ik heb daar met niemand over gesproken. Een maand of 2-3 geleden stond ik met een paar vriendinnen te praten en toen kreeg ik een dergelijke uitval. Het wordt dan helemaal zwart voor mijn ogen en dan val ik. Als ik gevallen ben, kom ik meteen weer bij en dat vindt men gek. Die vriendinnen schrokken ervan omdat zij zagen dat ik mezelf niet tegenhield. Zij hebben mij toen naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis heeft men allerlei scans, hersen- en hartfilmpjes gemaakt. Het is nu al zover dat men een kastje bij mij heeft ingebracht dat mijn hart controleert.
Die uitvallen heb ik na dit incident gekregen; daarvoor had ik die niet. De dokters durven bijna met zekerheid te zeggen dat het hierdoor is veroorzaakt. Volgende week wordt het kastje eruit gehaald. Als het dan niet aan mijn hart blijkt te liggen, ligt het waarschijnlijk aan mijn hersenen dat ik telkens uitvallen krijg.
De verdachte zegt de hele tijd dat hij bang was voor mij, maar ik zou niet weten waarom. Het klopt wel dat ik in mijn pubertijd af en toe heb gevochten.
(...)"