ECLI:NL:HR:2020:1003

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
31 mei 2020
Zaaknummer
18/02522
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 mei 2018. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag, waarin het ging om door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan motorrijtuigenbelasting over verschillende tijdvakken in 2016. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en het middel dat door belanghebbende was voorgesteld, onderzocht.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet noodzakelijk om de redenen voor dit oordeel te motiveren, aangezien de beoordeling van het middel niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, M.E. van Hilten en E.F. Faase, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski, op 5 juni 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/02522
Datum5 juni 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 mei 2018, nrs. BK-17/00787 tot en met BK-17/00789, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 17/521 tot en met SGR 17/223) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan motorrijtuigenbelasting over de tijdvakken 25 september 2016 tot en met 24 december 2016, 18 september 2016 tot en met 17 december 2016 en 2 oktober 2016 tot en met 1 januari 2017.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat het middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2020.