Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
18 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 12 oktober 2017. De zaak betreft een schietpartij op Bonaire, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van moord, poging tot moord en vuurwapenbezit. De Hoge Raad heeft op 18 juni 2019 geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad concludeert dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom verklaart de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.