Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2015 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"pleidooi
De raadsvrouw van de verdachte voert het woord tot verdediging overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities.
Op het moment dat de raadsvrouw van de verdachte op pagina 14 van haar pleitnota is, onderbreekt de voorzitter de raadsvrouw van de verdachte en verzoekt de raadsvrouw om omwille van de tijd met name de in de pleitnota weergegeven verklaringen van de verdachte en getuigen, die aan het Hof bekend zijn uit het dossier, zoveel mogelijk naar de kern samen te vatten.
De raadsvrouw deelt hierop als volgt mee:
Dat kan ik niet. Ik kan de pleitnota niet samenvatten. Het is een serieuze zaak, daar moet de tijd voor worden genomen. Er wordt geen recht gedaan aan de zaak als mijn pleitnota er nu doorheen moet worden gejast.
De voorzitter houdt de raadsvrouw van de verdachte voor dat zij reeds meer dan een uur heeft gepleit en thans op pagina 14 van haar 32 pagina's tellende pleitnota is. Nu, naar de raadsvrouw bekend was, voor de behandeling van de zaak een uur is uitgetrokken, er nog een andere zaak voor behandeling op de rol staat en het Hof, de raadsvrouw en de procureur-generaal, zoals algemeen bekend is, een vlucht moeten halen, is het verzoek aan de raadsvrouw om haar pleitnota waar mogelijk voor wat betreft met name de citaten uit verklaringen in de kern samen te vatten.
De raadsvrouw deelt nogmaals mee dat zij haar pleitnota niet kan samenvatten en verklaart voorts - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik verzoek mijn pleitnota als voorgehouden te beschouwen. De voorbedachte raad is een strafverzwarende grond en dient te zijn gestaafd met objectieve bewijsmiddelen. Dat is hier niet het geval. De verklaring van de getuige [betrokkene 1] staat op zichzelf. Als wordt aangenomen dat deze verklaring geloofwaardig is, waarom de verklaring van de verdachte dan niet? Waar de verdachte heeft verklaard dat de latere slachtoffers mooi gekleed voorbij liepen, ging het hem erom dat zij er beter uit zagen dan zijn door hen in elkaar geslagen broer. Zij zagen er dus niet uit alsof zij gevochten hadden. Van boos opzet bij de verdachte is geen sprake. De verdachte is bewapend bij de woning gaan zitten, omdat hij verwacht had dat de latere slachtoffers terug zouden komen. Op het moment van het incident waren ook de slachtoffers onder invloed.
Ten aanzien van het beroep op noodweer(exces) als volgt. Er bestond een noodweersituatie ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] . De verdachte werd namelijk door hem aangevallen en was genoodzaakt zich te verdedigen. Ik toon u een foto waarop de hand van de verdachte is te zien en waaruit blijkt dat de verdachte door voornoemd slachtoffer met een kapmes is geslagen. De foto is van 9 juni 2011.
Op de foto is te zien dat dat vingers van de verdachte zijn besneden. Het lijkt mij sterk dat het om oud letsel gaat. Dat niet alle fotoꞌs en opnamen bewaard zijn gebleven, is een kwalijke zaak. De politie heeft niet betrouwbaar gehandeld. Er lijkt sprake te zijn geweest van tunnelvisie zijdens het openbaar ministerie. Ik hoop dat u de pleitnota leest. Ik wens wel in het proces-verbaal opgenomen te zien dat ik nauwelijks het woord heb kunnen voeren en dat ik mijn pleitnota er doorheen heb moeten jassen.
(...)
dupliek
De raadsvrouw merkt voor dupliek - zakelijk weergegeven - als volgt op:
De verdachte heeft op 7 juni 2011 voor het eerst een advocaat gesproken. Nadien heeft hij die advocaat bijna niet meer gezien. Hiernaast heeft de verdachte te maken gehad met een taalbarrière, omdat hij de Nederlandse taal niet begrijpt. Tijdens de zitting in eerste aanleg is de verdachte bijgestaan door een waarnemend advocaat. Hierdoor kon de getuige niet op behoorlijke wijze worden ondervraagd. In hoger beroep is vervolgens de verdediging veranderd. De verdachte is door deze gang van zaken in zijn belangen geschaad. Ook vandaag heeft de verdachte geen behoorlijke verdediging gehad, omdat ik door uw Hof ben verzocht mijn pleitnota verkort voor te houden. De procedure van de verdachte is oneerlijk verlopen.
laatste woord
Aan de verdachte wordt het recht gelaten als laatste te spreken. De verdachte verklaart - zakelijk weergegeven - als volgt: (...)"
2.4.2.Hetgeen in dat arrest is overwogen geldt ook in deze zaak waarin de art. 353, tweede lid, en 373, eerste lid, Wetboek van Strafvordering BES toepasselijk zijn, die in essentie gelijkluidend zijn aan art. 311, tweede lid, respectievelijk art. 331, eerste lid, Sv.