ECLI:NL:HR:2019:962

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
17/04992
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het aanwezigheidsrecht door gebrek aan vertaling van de appeldagvaarding in een strafzaak

In deze zaak gaat het om de invoer van cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland, waarbij de verdachte in hoger beroep niet is verschenen. De Hoge Raad behandelt de vraag of de appeldagvaarding op wettige wijze is betekend, met name of er een Spaanse vertaling is verstrekt aan de verdachte die in Curaçao woont. De Hoge Raad oordeelt dat, indien de verdachte niet verschijnt terwijl de dagvaarding wettig is betekend, de rechter kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Echter, als er duidelijke aanwijzingen zijn dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van dit recht, moet het onderzoek ter terechtzitting worden geschorst om de verdachte de kans te geven aanwezig te zijn.

In dit geval is er geen bewijs dat de appeldagvaarding in het Spaans aan de verdachte is verstrekt, ondanks het feit dat er een tolk in de Spaanse taal was opgeroepen voor de zitting. Dit gebrek aan vertaling is in strijd met artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat het Hof had moeten onderzoeken of er reden was om het onderzoek te schorsen om dit verzuim te herstellen. Aangezien dit niet is gebeurd, leidt dit tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daaropvolgende uitspraak. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

18 juni 2019
Strafkamer
nr. S 17/04992
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 november 2004, nummer 23/004328-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat verstek kon worden verleend tegen de niet-verschenen verdachte en voert daartoe aan dat aan haar in strijd met art. 588, tweede lid, Sv niet een vertaling in de Spaanse taal van de appeldagvaarding is toegezonden.
2.2.
De stukken van het geding houden omtrent de gang van zaken met betrekking tot de betekening van de dagvaarding in hoger beroep in hetgeen is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.2.
2.3.
Art. 588, tweede lid, Sv luidt:
"De uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling door het openbaar ministerie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. Dagvaardingen worden vertaald in de taal of een van de talen van het land waar de geadresseerde verblijft dan wel, voor zover aannemelijk is dat hij slechts een andere taal machtig is, in die taal. Met betrekking tot andere gerechtelijke mededelingen kan volstaan worden met een vertaling van de essentiële onderdelen daarvan. Indien de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie bericht dat de mededeling aan de geadresseerde is uitgereikt, geldt deze uitreiking als betekening in persoon, zonder dat hiervan nog uit een afzonderlijke akte behoeft te blijken."
2.4.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Indien de verdachte niet ter terechtzitting verschijnt hoewel de dagvaarding op wettige wijze is betekend, kan de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - uitgaan van het vermoeden dat de verdachte van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht vrijwillig afstand heeft gedaan. Wanneer aan de stukken of het verhandelde ter terechtzitting duidelijke aanwijzingen kunnen worden ontleend dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, behoort het onderzoek ter terechtzitting - dat op grond van een dagvaarding die op wettige wijze is betekend, rechtsgeldig is aangevangen - te worden geschorst teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek aanwezig te zijn. Die schorsing behoort in de regel plaats te hebben ingeval het gaat om de uitreiking van de dagvaarding aan een geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is en de dagvaarding niet is vertaald in de taal of een van de talen van het land waar de geadresseerde verblijft dan wel, voor zover aannemelijk is dat hij slechts een andere taal machtig is, in die taal. (Vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, rov. 3.33-3.36.)
2.5.
Mede gelet op de oproeping van een tolk in de Spaanse taal voor de terechtzitting in hoger beroep, is aannemelijk dat de verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst. Uit de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken kan niet blijken dat een schriftelijke vertaling van de appeldagvaarding in de Spaanse taal aan haar is verstrekt. In het licht van het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat dit, in strijd met art. 588, tweede lid, Sv, niet is geschied. Daarom had het Hof blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde dit verzuim te herstellen. Van zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak.
2.6.
Het middel slaagt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 juni 2019.