ECLI:NL:HR:2019:952
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake belastingaanslagen en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018, waarin verzoeken om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2011, 2012 en 2013 aan de orde waren. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen, maar belanghebbende had geen ondersteunende documenten overgelegd. De griffier heeft het beroep op betalingsonmacht afgewezen, omdat de verstrekte gegevens niet voldoende waren om de betalingsonmacht te onderbouwen. Tevens is belanghebbende gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.