In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 augustus 2018, nr. BK-17/00747. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de rioolheffing van de gemeente Hellevoetsluis voor het jaar 2016. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. Het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardepaling heeft een verweerschrift ingediend, maar dit werd door de Hoge Raad niet in overweging genomen omdat het te laat was ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.