In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 februari 2018. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.K. van der Brugge, heeft het cassatieberoep ingesteld nadat tegen verweerder, wonende te [woonplaats], verstek is verleend. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor het procesverloop, waaronder vonnissen van de kantonrechter te Breda en arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 14 juni 2019 door de raadsheren van de Hoge Raad der Nederlanden.