ECLI:NL:HR:2019:93

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
17/02289
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vervaardigen en verspreiden van kinderporno met betrekking tot bestaande beelden

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het verspreiden, aanbieden, vervaardigen, verwerven en in bezit hebben van kinderporno. De Hoge Raad behandelt de cassatie van zowel het Openbaar Ministerie als de verdachte. De zaak draait om de vraag of het maken van een opname van een computerscherm waarop reeds bestaande kinderporno wordt getoond, kan worden aangemerkt als 'vervaardigen' van nieuwe kinderporno. Het Hof heeft geoordeeld dat er in essentie enkel sprake is van het kopiëren van bestaande beelden en dat de combinatie van bestaande beelden onvoldoende is om te spreken van vervaardigen. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad bevestigd, waarbij wordt opgemerkt dat het Hof toereikend gemotiveerd heeft geoordeeld en dat de beoordeling van feitelijke aard aan de feitenrechter is voorbehouden. Daarnaast wordt de vraag behandeld of de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het verspreiden en in bezit hebben van de afbeeldingen. Ook hier oordeelt de Hoge Raad dat het Hof toereikend heeft gemotiveerd en dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad verwerpt de beroepen en bevestigt de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

22 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/02289
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 mei 2017, nummer 21/007071-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952.

1.Geding in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door het Openbaar Ministerie en de verdachte.
Het Openbaar Ministerie heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de verdachte hebben M. Wezepoel en M. van Stratum, beiden advocaat te Nootdorp, bij schriftuur het beroep van het Openbaar Ministerie tegengesproken en tevens middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadslieden hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2 Tenlastelegging, bewezenverklaring en motivering van de gegeven partiële vrijspraken
2.1.
Aan de verdachte is, voor zover in cassatie van belang, tenlastegelegd dat hij:
"in of omstreeks de periode van 15 november 2010 tot en met 27 november 2013 (...)
39.278 foto's en/of 180 films,
althans een (groot) aantal afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende een (groot) aantal afbeelding(en) heeft
(A)
verspreid en/of
aangeboden en/of
openlijk tentoongesteld,
(...)
en/of
(B)
vervaardigd,
(...)
en/of
(C)
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
(...)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt."
2.2.
Daarvan is door het Hof bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 15 november 2010 tot en met 27 november 2013 (...)
afbeeldingen heeft
(A)
verspreid en
aangeboden,
(...)
en
(B)
vervaardigd,
(...)
en
(C)
verworven en
in bezit gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
(...)"
2.3.
Het Hof heeft de verdachte van enkele onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken. Het bestreden arrest houdt dienaangaande, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"Verspreiden/aanbieden en verwerven/in bezit hebben
(...)
Anders dan de rechtbank acht het hof 'een groot aantal' niet bewezen. Gelet op het aantal tenlastegelegde afbeeldingen dat verdachte in bezit heeft gehad en het aantal keer dat verdachte afbeeldingen heeft verspreid, acht het hof niet bewezen dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Vervaardigen
De raadsvrouw heeft verder betwist dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd. Het opnieuw opnemen van een bestaande film is volgens haar geen vervaardigen. Van livesessies met kinderen zou geen sprake zijn. Verder wordt de kinderpornografische aard van het materiaal betwist, alsmede dat verdachte de degene zou zijn die dit materiaal vervaardigt.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat wel degelijk sprake is van vervaardigen van kinderporno in de zin van de wet. Beeldmateriaal, 'live' of bestaand, is namelijk voorzien van nieuwe, andere beeldopnamen en/of toevoeging van chatgesprekken en dit is als één nieuw geheel, dus met die toevoeging of toevoegingen, vervolgens vastgelegd.
Naar het oordeel van het hof is de video met de naam [naam 19].avi het resultaat van het vervaardigen van kinderporno. Deze video bevat een opname van een computerscherm, waarschijnlijk vervaardigd met het programma Debut. Te zien is een webcamchatgesprek waarbij:
- een jong meisje in beeld is dat haar blote borsten en vagina laat zien;
- verdachte met zijn penis in beeld komt en daar met zijn handen aan zit;
- een chatgesprek is te zien tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , waarin [betrokkene 1] lijkt te reageren op de beelden van [betrokkene 2] met "mmmmm" en [betrokkene 2] in de chat lijkt te antwoorden op een vraag van [betrokkene 1] .
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat het niet gaat om livebeelden van het meisje. Zoals hierboven beschreven, is het mogelijk met een applicatie als ManyCam bestaande beelden in de chatapplicatie in te voeren in de plaats van de beelden van een webcam. Het hof heeft in dit geval onvoldoende aanwijzingen dat hier desalniettemin sprake is van een livesessie.
Het hof neemt daarom als uitgangspunt dat bestaande beelden van het meisje door verdachte of een ander zijn afgespeeld in de webcamchatapplicatie. Deze beelden zijn opgenomen van het scherm. Daarnaast zijn echter ook verdachte met een seksuele handeling en het chatgesprek in beeld. Gezamenlijk geeft dit de indruk van een rechtstreekse, expliciete, seksuele interactie van verdachte met het meisje. Naar het oordeel van het hof is dit een nieuwe afbeelding van een seksuele gedraging waarbij het minderjarige meisje is betrokken of schijnbaar is betrokken. Deze afbeelding verschilt wezenlijk van de beelden waarop enkel het meisje is te zien. Daarmee is sprake van het vervaardigen van kinderporno.
Gelet op hetgeen het hof al eerder heeft overwogen, is verdachte aan te merken als degene die de video heeft vervaardigd.
Bij de andere videobestanden die verdachte volgens de tenlastelegging zou hebben vervaardigd, gaat het eveneens om schermopnamen. Ook hier neemt het hof als uitgangspunt dat op dit computerscherm bestaande beelden van kinderporno worden getoond. Daarnaast is soms andere kinderporno in beeld en/of lijkt een chatgesprek te worden gevoerd met het zichtbare kind of met een andere aanbieder van kinderporno. Naar het oordeel van het hof is hier in essentie sprake van het enkel kopiëren van bestaande beelden en kan niet worden gezegd dat nieuwe kinderporno wordt vervaardigd. Dat bestaande beelden worden gecombineerd, is onvoldoende om te spreken van vervaardigen.
In zoverre zal het hof verdachte daarom vrijspreken."

3.Toepasselijke wettelijke bepaling

De vervolging in deze zaak steunt op art. 240b Sr. Deze bepaling luidt:
"1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die een afbeelding - of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreidt, aanbiedt, openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert, verwerft, in bezit heeft of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaft.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die van het plegen van een van de misdrijven, omschreven in het eerste lid, een beroep of een gewoonte maakt."

4.Beoordeling van het eerste door het Openbaar Ministerie voorgestelde middel

4.1.
Het middel keert zich tegen de (gedeeltelijke) vrijspraak door het Hof wat betreft het vervaardigen van
- kort gezegd - kinderporno en klaagt allereerst dat aan die vrijspraak een onjuiste rechtsopvatting ten grondslag ligt.
4.2.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 240b, eerste lid, Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende uitdrukking "vervaardigd" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in genoemde bepaling.
4.3.
Het Hof heeft geoordeeld dat ten aanzien van de in het middel bedoelde videobestanden in essentie enkel sprake is van het kopiëren van bestaande beelden en niet van het vervaardigen van nieuwe kinderporno, waaraan het Hof heeft toegevoegd dat de omstandigheid dat bestaande beelden zijn gecombineerd, onvoldoende is om in dit geval te spreken van "vervaardigen". Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste uitleg van art. 240b, eerste lid, Sr. Anders dan het middel betoogt, heeft het Hof derhalve niet vrijgesproken van iets anders dan is tenlastegelegd. Van grondslagverlating is daarom geen sprake zodat de klacht faalt.
4.4.
Ook voor zover het middel nog klaagt over de motivering van dit oordeel, is het tevergeefs voorgesteld. 's Hofs oordeel is toereikend gemotiveerd en is niet onbegrijpelijk. Het kan, verweven als het is met aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van feitelijke aard, in cassatie niet verder worden getoetst.

5.Beoordeling van het tweede door het Openbaar Ministerie voorgestelde middel

5.1.
Het middel betoogt dat het oordeel van het Hof dat niet bewezen is dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het verspreiden en het in bezit hebben van de afbeeldingen, niet zonder meer begrijpelijk is.
5.2.
Het door het middel aangevochten oordeel van het Hof met betrekking tot het tenlastegelegde en kennelijk aan het tweede lid van art. 240b Sr ontleende 'een gewoonte maken' is toereikend gemotiveerd en is niet onbegrijpelijk. Ook hier geldt dat het oordeel, verweven als het is met aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van feitelijke aard, in cassatie niet verder kan worden getoetst.
5.3.
Het middel treft geen doel.

6.Beoordeling van de namens de verdachte voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

7.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt de beroepen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst, Y. Buruma, A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 januari 2019.