Uitspraak
[A]te
[Q]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 8 mei 2018, nr. 17/00281, betreffende een door [X] te [Z] op aangifte voldaan bedrag aan motorrijtuigenbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] te [Z] tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 mei 2018, nr. 17/00281. Het beroep in cassatie was ingesteld zonder de vereiste volmacht of verklaring van degene namens wie het beroep was ingesteld. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit verzoek was op 8 augustus 2018 per aangetekende brief verzonden, maar de indiener heeft geen machtiging of verklaring overgelegd. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen.
De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet verder in behandeling wordt genomen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het indienen van een beroep in cassatie, met name de noodzaak van een geldige volmacht of instemmingsverklaring van de betrokken partij.