ECLI:NL:HR:2019:919

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
18/02692
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] te [Z] tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 mei 2018, nr. 17/00281. Het beroep in cassatie was ingesteld zonder de vereiste volmacht of verklaring van degene namens wie het beroep was ingesteld. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit verzoek was op 8 augustus 2018 per aangetekende brief verzonden, maar de indiener heeft geen machtiging of verklaring overgelegd. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen.

De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet verder in behandeling wordt genomen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het indienen van een beroep in cassatie, met name de noodzaak van een geldige volmacht of instemmingsverklaring van de betrokken partij.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/02692
14 juni 2019
Arrest
gewezen op het door
[A]te
[Q]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 8 mei 2018, nr. 17/00281, betreffende een door [X] te [Z] op aangifte voldaan bedrag aan motorrijtuigenbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht heeft om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 8 augustus 2018 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgehaald op de afhaallocatie. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2019.