ECLI:NL:HR:2019:905

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
18/01589
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake beslag ex art. 94 Sv en terugwijzing naar de Rechtbank Overijssel

In deze zaak gaat het om een beklag tegen een beslag dat is gelegd op een personenauto op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Rechtbank Overijssel had het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard, met de overweging dat een ander, [belanghebbende], meer in staat was geweest te onderbouwen dat hij de rechthebbende was van de auto. De Hoge Raad oordeelt echter dat dit oordeel niet begrijpelijk is. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de auto in beslag is genomen onder de klager, wat betekent dat de auto aan de klager had moeten worden teruggegeven, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende kan worden beschouwd. De Hoge Raad concludeert dat de motivering van de Rechtbank ontbreekt en dat het kennelijke oordeel dat [belanghebbende] als rechthebbende moet worden beschouwd, nadere uitleg behoeft. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Overijssel voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

Uitspraak

18 juni 2019
Strafkamer
nr. S 18/01589 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 21 maart 2018, nummer RK 18/48, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft D.R. Kops, advocaat te Breukelen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2.
De Rechtbank heeft het klaagschrift strekkende tot teruggave van de onder de klager inbeslaggenomen personenauto ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De rechtbank dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Feiten en omstandigheden
Op 8 januari 2018 is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de hiervoor genoemde personenauto.
Overwegingen
Klager, onder wie de auto in beslag genomen is, stelt dat de inbeslagneming onrechtmatig is en maakt bezwaar dat de auto daarna aan [belanghebbende] in bewaring is gegeven.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Meer dan klager is [belanghebbende] in staat geweest te onderbouwen dat hij bezitter is van de personenauto en daardoor rechthebbende.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard en dat de inbeslaggenomen personenauto in de bewaring van [belanghebbende] moet blijven."
2.3.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
2.4.1.
De Rechtbank heeft, na vooropstelling van deze maatstaf, aan haar oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard ten grondslag gelegd dat [belanghebbende] "meer dan klager (...) in staat [is] geweest te onderbouwen dat hij bezitter is van de personenauto en daardoor rechthebbende".
2.4.2.
Dat oordeel is niet begrijpelijk. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de auto is inbeslaggenomen onder de klager. Dat brengt mee dat de auto aan de klager had moeten worden teruggegeven tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd. Het kennelijke oordeel van de Rechtbank dat [belanghebbende] redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd, behoeft nadere motivering, welke ontbreekt.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 juni 2019.