Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
11 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 20 oktober 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1991, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 11 juni 2019 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.