ECLI:NL:HR:2019:885
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingherziening
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie ingesteld door [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep is gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 januari 2019, waarin een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van dat Hof van 23 januari 2014 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de belanghebbende klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.