In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Stichting [X] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 september 2018. Het hoger beroep van belanghebbende was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, waarin de leges die aan belanghebbende waren geheven, aan de orde waren. De belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak hebben de advocaten J.F.R. Eisenberger en A.G. Hendriks namens respectievelijk de belanghebbende en het College de zaak toegelicht.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.