ECLI:NL:HR:2019:865

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
17/05589
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van omzetbelasting bij beëindiging landbouwregeling en opfokkosten van kalveren en melkkoeien

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de herziening van omzetbelasting. De belanghebbende had een verzoek ingediend om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013. Dit verzoek was afgewezen door de Inspecteur, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Hof bevestigde de beslissing van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat middel 1 slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De overige middelen behoefden geen behandeling, en de Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de aftrek van omzetbelasting met betrekking tot zowel de kalveren als de melkkoeien herzien moest worden. Dit was in overeenstemming met de instemming van partijen over de grondslag en het tijdvak van de herziening.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof. De Hoge Raad heeft ook de griffierechten vastgesteld die door de Staatssecretaris en de Inspecteur aan belanghebbende moeten worden vergoed. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 17/05589
7 juni 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 19 oktober 2017, nr. 16/00273, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 14/3514), betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 1 augustus 2018 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2018:919 en daarbij behorende bijlage ECLI:NL:PHR:2018:838).
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
Middel 1 slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 17/05587, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.2.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De overige middelen behoeven geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Met betrekking tot zowel de kalveren als de melkkoeien moet de aftrek van omzetbelasting worden herzien. Uit het proces-verbaal van de zitting van het Hof blijkt dat indien herziening moet plaatsvinden, partijen uit praktische overwegingen instemmen met de beslissing van de Rechtbank over de grondslag van de herziening en over het tijdvak waarover de herziening moet plaatsvinden.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in cassatie de zaken met nummers 17/05587, 17/05589, 17/05590, 17/005591 en 17/05592 met elkaar samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In hoger beroep hangen samen de zaken die bij het Hof zijn geregistreerd onder de nummers 16/00272 tot en met 16/00277.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 250,
draagt de Inspecteur op aan het Hof het griffierecht te betalen voor de behandeling van het hoger beroep van € 503,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een vijfde van € 5.184, derhalve € 1.036,80, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de Inspecteur in de kosten van belanghebbende voor het geding bij het Hof, vastgesteld op een zesde van € 2.304, derhalve € 384, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, L.F. van Kalmthout, M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.