ECLI:NL:HR:2019:854

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
18/01480
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke cassatie over onrechtmatige overheidsdaad en causaal verband

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J. van Weerden, cassatie ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. K. Teuben. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep dat voortvloeit uit een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een onrechtmatige overheidsdaad en de maatstaf voor het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de gestelde schade. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal is dat het cassatieberoep moet worden verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van eisers niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/01480
Datum7 juni 2019
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: mr. J. van Weerden,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Justitie en Veiligheid),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaat: mr. K. Teuben.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in vorige instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/499516 / HA ZA 15-1255 van de rechtbank te Den Haag van 27 juli 2016;
b. het arrest in de zaak 200.201.841/01 van het gerechtshof Den Haag van 9 januari 2018.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De Staat heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
7 juni 2019.