Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
zetelende te Den Haag,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J. van Weerden, cassatie ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. K. Teuben. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep dat voortvloeit uit een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een onrechtmatige overheidsdaad en de maatstaf voor het causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de gestelde schade. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal is dat het cassatieberoep moet worden verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van eisers niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen worden voldaan.