ECLI:NL:HR:2019:850

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
18/00137
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verkrijging te goeder trouw van een kostbare viool

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de verkrijging te goeder trouw van een kostbare viool. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.T.M. van der Wiel, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder het arrest van 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2984, en het arrest van het gerechtshof van 10 oktober 2017.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres in het principale beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 lid 1 RO, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van de verweerder niet aan de orde.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/00137
Datum7 juni 2019
ARREST
In de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [eiseres],
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn arrest in de zaak 15/03091, ECLI:NL:HR:2016:2984, van 23 december 2016;
b. het arrest in de zaak 200.213.143/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van
10 oktober 2017.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
7 juni 2019.