Uitspraak
10 oktober 2017.
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
7 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de verkrijging te goeder trouw van een kostbare viool. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.T.M. van der Wiel, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder het arrest van 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2984, en het arrest van het gerechtshof van 10 oktober 2017.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres in het principale beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 lid 1 RO, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van de verweerder niet aan de orde.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.