3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiseres] en haar in 2011 overleden ex-echtgenoot, [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), hebben op 1 januari 2010 een viool, bekend als Stradivarius, Cremona 1727, “Ex Smith” (hierna: de viool), voor verkoop in consignatie gegeven op basis van een schriftelijke overeenkomst (hierna: de consignatieovereenkomst). Als ondertekenaar van de consignatieovereenkomst staat vermeld de vennootschap naar Oostenrijks recht [A] GmbH (hierna: [A]). [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) was op het moment van ondertekening bestuurder van deze vennootschap.
(ii) De consignatieovereenkomst vermeldt als eigenaars van de viool “[betrokkene 1]/[verweerder]” ([verweerder] is [eiseres]). Verder is daarin onder meer het volgende bepaald:
“In case of a sale we pay the owner the amount of US$2.200.000,-
(…)
The above item remains the property of the above owner unless paid in full.
(…).”
(iii) Op 26 maart 2010 is mondeling een overeenkomst gesloten tot verkoop van twee violen, waaronder de viool. [betrokkene 2] heeft de viool op die dag overhandigd aan [verweerder] in diens in Nederland gelegen woonplaats.
De koopovereenkomst is in april 2010 schriftelijk vastgelegd en op 29 juni 2010 geregistreerd.
Deze overeenkomst vermeldt [betrokkene 2] als verkoper en de stichting Melviool als koper. De stichting Melviool (thans genaamd Melstring) is opgericht op 15 april 2010. [verweerder] is enig bestuurder van deze stichting.
De totale koopprijs voor de violen is vastgesteld op € 3.900.000,--. Van dat bedrag is € 2.200.000,-- bestemd voor de viool.
(iv) [verweerder] heeft de koopprijs voldaan door betaling van € 1.000.000,-- op een bankrekening ten name van [betrokkene 2] en door verrekening met een schuld van [betrokkene 2] aan [verweerder], vastgesteld op € 2.900.000,--.
(v) Eind 2010 is [A] failliet verklaard. Begin 2011 heeft de curator aan [eiseres] bericht dat de viool niet in de boedel is aangetroffen. [betrokkene 2] is eind 2012 door het Landesgericht für Strafsachen Wien tot een gevangenisstraf van zes jaar veroordeeld wegens onder meer verduistering van de viool.
(vi) Bij brief van 17 februari 2012 heeft de advocaat van [eiseres] en van [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), de weduwe en erfgename van [betrokkene 1], namens beiden om teruggave van de viool verzocht.
3.2.1In dit geding vordert [eiseres] afgifte van de viool en vraagt zij een verklaring voor recht dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en [betrokkene 3] als (huidig gemeenschappelijk) eigenaars van de viool.
De rechtbank heeft [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
3.2.2Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd met verbetering en aanvulling van gronden in zoverre dat de hiervoor in 3.2.1 vermelde vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen. Het hof heeft daartoe – voor zover in cassatie van belang – als volgt overwogen:
“4.14 Bezien moet worden door uitleg van de consignatieovereenkomst of [betrokkene 2] de grenzen van deze overeenkomst heeft overschreden, bij welke uitleg het hiervoor genoemde Haviltex-criterium wederom uitgangspunt is.
De passage in de consignatieovereenkomst “The above item remains the property of the above owner unless paid in full” is, anders dan [eiseres] stelt, niet eenduidig. Uit de daarboven opgenomen zinsnede “In case of a sale we pay the owner the amount of US $ 2.200.000,-” valt af te leiden dat het de bedoeling was dat [betrokkene 2] de koopsom zou incasseren. Hiervoor is reeds overwogen dat [betrokkene 2] (als middellijke vertegenwoordiger) de bevoegdheid had de viool te verkopen. Dat wordt nog eens ondersteund door de genoemde zinsnede.
Ten pleidooie heeft [eiseres] verduidelijkt dat [betrokkene 2] wel bevoegd was de viool te verkopen, maar dat hij het instrument niet mocht leveren zolang zij niet betaald was. Dat [betrokkene 2] en [eiseres]/[betrokkene 1] ervoor gekozen zouden hebben dat [betrokkene 2] een koopovereenkomst tot stand zou brengen, de koopsom van de koper zou incasseren, het bedrag van US $ 2.200.000,- aan [eiseres]/[betrokkene 1] zou betalen om pas daarna de viool te leveren aan de koper, ligt niet erg voor de hand.
Dat er kopers te vinden zijn die aan een dergelijke constructie zouden willen meewerken is zo weinig voorstelbaar dat het op de weg van [eiseres] had gelegen nader te onderbouwen waarom de door haar voorgestane uitleg zou moeten worden gevolgd. Nu zij dit heeft nagelaten kan niet worden aangenomen dat de bedoelde clausule afdoet aan de beschikkingsbevoegdheid van [betrokkene 2] (tot verkoop én levering).