ECLI:NL:HR:2019:846

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
17/01266
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen van een jetski en de motiveringsvereisten voor bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1989, was beschuldigd van het medeplegen van witwassen van een jetski, die samen met zijn vader was aangeschaft voor € 11.900,-. De vader had deze jetski contant betaald, wat aanleiding gaf tot de verdenking dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de motiveringsvereisten voor redengevende feiten en omstandigheden in bewijsoverwegingen. Het Hof had in zijn bewijsoverwegingen niet voldoende duidelijk gemaakt op welke wettige bewijsmiddelen de bewezenverklaring was gebaseerd, en had niet met voldoende nauwkeurigheid aangegeven welke feiten en omstandigheden redengevend waren voor de bewezenverklaring. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, en vernietigde de uitspraak van het Hof. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/01266
Datum18 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 1 maart 2017, nummer 24/002640-11, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 24 augustus 2010, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander één jetski, te weten een Jetski Seadoo met registratienummer [0001] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat die jetski - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor getuige (als bijlage op pagina 505 e.v. van voornoemd proces-verbaal) d.d. 22 september 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1] :
Ik heb sinds 9 mei 2008 tot 31 juli 2008 een Jetski merk Seadoo, type RXP-X met het registratienummer [0001] op naam gehad. De Jetski heb ik snel verkocht. Ik heb deze verkocht aan een jonge jongen met de naam [verdachte] . Deze persoon heeft zich gelegitimeerd met een rijbewijsnummer 4099795208. Deze persoon kwam uit Deventer, adres is [a-straat 1] . Deze Jetski heb ik verkocht inclusief trailer voor het bedrag van 10.000,00 euro exclusief BTW. Inclusief BTW is dat 11.900,00 euro. Dit bedrag is niet per bank betaald maar contant. Deze Jetski is cash betaald door de vader (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) van de jongen. De jongen ging mee naar het postkantoor om de Jetski op naam te zetten en de vader heeft mij betaald.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een overzicht van het inkomen van [medeverdachte 1] volgens opgave van de Belastingdienst (als bijlage op pagina 18 van voornoemd proces-verbaal), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
inkomen (voor loonheffing)
2004 € 20.806
2005 € 20.661
2006 € 23.683
2007 € 25.791
2008 € 28.431
2009 € 25.422
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een overzicht van het inkomen van [medeverdachte 2] volgens opgave van de Belastingdienst (als bijlage op pagina 24 van voornoemd proces-verbaal), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
inkomen (voor loonheffing)
2003 € 7.310
2004 € 0
2005 € 0
2006 € 0
2007 € 0
2008 € 0
2009 € 0
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een overzicht van het inkomen van [verdachte] volgens opgave van de Belastingdienst (als bijlage op pagina 30 van voornoemd proces-verbaal), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Inkomen
2007: € 8.470
2008: € 7.071
2009: € 3.498
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal t.z.v. Witwassen met nummer 2010082053 d.d. 20 januari 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
3.1
Dagafschriften ABN AMRO
Op 5 augustus 2010 werd door Officier van Justitie mr. [naam] , de dagafschriften van de (bank)rekening [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 2] , over de periode 1 april 2008 tot 5 augustus 2010 gevorderd. Wat opvalt bij bestudering van de dagafschriften is dat de rekening, naast enkele toeslagen van de belastingdienst, uitsluitend gevoed wordt met contante stortingen.
3.2
Dagafschriften Rabobank
Op 5 augustus 2010 werd door Officier van Justitie mr. [naam] , de dagafschriften van de (bank)rekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte 1] , over de periode 1 april 2008 tot 5 augustus 2010 gevorderd. Wat opvalt bij de bestudering van de dagafschriften is dat er van de rekening met regelmaat grote bedragen contant worden opgenomen en eveneens regelmatig grote bedragen contant worden gestort.
10.2
Transacties per rubriek:
Draaitabel met totalen per categorie.
Gegevens
Rubriek
Som van Ontvangst
Som van Uitgaven
10A
Geldopname
€ 79.630,00
10.3
Kasopstelling:
Beginsaldo contant geld € 50,00
+/+ Legale contante ontvangsten - 90.630,00
-/- Eindsaldo contant geld - 3.500,00
Beschikbaar voor het doen van uitgaven € 87.180,00
-/- Feitelijke contante uitgaven - 144.568,60
Verschil - € 57.388,60”
2.2.3
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
“Het hof leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Via de bankrekeningen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vanaf begin 2008 tot de zomer van 2010 grote hoeveelheden geld opgenomen en gestort. Uit getuigenverklaringen blijkt dat door [medeverdachte 1] vaak in aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte 2] en/of verdachte bedragen contant zijn betaald. Zo heeft [getuige 2] verklaard dat [medeverdachte 1] in het bijzijn van verdachte en [medeverdachte 2] een Volkswagen Golf heeft gekocht voor € 13.000,-, welk bedrag contant werd betaald in coupures van € 500 en € 100. Het is een feit van algemene bekendheid dat coupures van € 500 bijna uitsluitend in het criminele circuit circuleren. Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat [medeverdachte 1] vanaf 2004 tot en met 2009 een inkomen heeft gehad van tussen € 20.806,- en € 28.431,- per jaar. [medeverdachte 2] blijkt in 2003 een inkomen te hebben gehad van € 7.310,-. Daarna zijn van haar geen inkomensgegevens bekend. Verdachte had van 2007 tot en met 2009 een inkomen van € 8.470,- teruglopend naar € 3.498,- per jaar. Uit de bankafschriften blijkt dat tussen 11 april 2008 en 7 augustus 2010 van de beide rekeningen van verdachten in totaal € 79.630,- is opgenomen. Uit de kasopstelling die is gemaakt blijkt dat er € 57.388,50 meer is uitgegeven dan dat er inkomsten zijn geweest.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] de jetski met het registratienummer [0001] gekocht voor een bedrag van € 11.900,- inclusief BTW. [medeverdachte 1] heeft dit bedrag contant afgerekend.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen en dat derhalve van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geldbedrag waarmee de jetski is aangeschaft.
Net als de medeverdachten heeft ook verdachte geen verklaring willen afleggen omtrent de aanwezigheid van veel contant geld. Nu verdachte wist dat zijn ouders van een (beperkte) uitkering leefden, is het hof van oordeel dat verdachte wist dat dit geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf. Het hof oordeelt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn [medeverdachte 1] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.”
2.3.1
Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus - al dan niet in reactie op een bewijsverweer - beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging
a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en
b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985).
2.3.2
Het Hof heeft blijkens zijn hiervoor weergegeven bewijsoverweging redengevend geacht voor de bewezenverklaring dat (i) door de [medeverdachte 1] vaak in aanwezigheid van de [medeverdachte 2] en/of de verdachte bedragen contant zijn betaald en (ii) de verdachte wist dat zijn ouders van een (beperkte) uitkering leefden. Het betreft hier gegevens die niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld terwijl het Hof in zijn overweging evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die feiten of omstandigheden heeft ontleend.
2.4
Het middel klaagt hierover terecht.

3.Beoordeling van de overige middelen

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeven de overige middelen geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 juni 2019.