ECLI:NL:HR:2019:826

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
18/04659
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 25 september 2018, waarin het Hof de hoger beroepen van de belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag had behandeld. De Rechtbank had eerder beslissingen genomen over de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2012, alsook over de daarbij gegeven boetebeschikking.

De belanghebbende stelde in cassatie twee middelen voor, die door de Staatssecretaris van Financiën werden bestreden in een verweerschrift. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in de zaak met nummer 18/04658. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, met medewerking van de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2019.

Uitspraak

24 mei 2019
Nr. 18/04659
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 25 september 2018, nrs. BK‑18/00353 en BK‑18/00354, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 17/5011 en SGR 17/5015) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de voor dat jaar opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag tussen dezelfde partijen heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/04658.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2019.