ECLI:NL:HR:2019:813

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
17/02319
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring van rijden met ontzegging van rijbevoegdheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, maar het Hof had geoordeeld dat de verdachte op 5 november 2014 een snorfiets had bestuurd terwijl deze ontzegging van kracht was. De Hoge Raad oordeelde echter dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan gedurende de periode dat hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. De Hoge Raad stelde vast dat de kennisgeving van de ontzegging en de betekening daarvan niet voldoende waren om te concluderen dat de ontzegging daadwerkelijk van kracht was op het moment van de overtreding. De bewezenverklaring was daarom niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/02319
Datum28 mei 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 15 februari 2017, nummer 21/006765-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kan volgen dat de verdachte een motorrijtuig heeft bestuurd gedurende de tijd dat hem de bevoegdheid daartoe bij rechterlijke uitspraak was ontzegd.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 5 november 2014 te Apeldoorn, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, Marktplein, een motorrijtuig, (snorfiets), heeft bestuurd.”
3.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. een op de bij de wet voorgeschreven wijze opgemaakt proces-verbaal met bijlagen, bonnummer [0001] , gesloten op 10 november 2014, door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van politie, houdende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisanten of één hunner:
Ik, [verbalisant 1] , zag dat een persoon als degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid is ontzegd, op de weg een motorrijtuig besturen of doen besturen; met een motorrijtuig waarvoor een rijbewijs is vereist.
Overtredingsgegevens/waarneming
- Datum : 05-11-2014
- Omstreeks : 16:48 uur
- Plaats : Apeldoorn
- Gemeente : Apeldoorn
- Locatie : Marktplein
- Soort weg : Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
Verbalisant [verbalisant 1] zag verdachte op een nog onbekend gebleven snorscooter rijden. Verdachte zag verbalisant op de motor en wist aan een controle te ontkomen. Meerdere collega’s keken uit naar verdachte en deze werd ongeveer 10 minuten later aangetroffen achterop bij een andere scooter.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte vaker bekeurd voor het rijden tijdens een ontzegging en weet zeker dat verdachte nu weer een snorscooter (blauw plaatje) heeft bestuurd.
De verdachte werd door mij, [verbalisant 2] , staande gehouden en verstrekte mij desgevraagd de volgende personalia: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] . Bij nadere informatie bleek dat de verdachte bij rechtelijke uitspraak de rijbevoegdheid was ontzegd (parketnummer 06-291014-11).
2. de aantekening mondeling vonnis van de uitspraak van de politierechter in de rechtbank Zutphen – als bijlage gevoegd bij bonnummer [0001] – door het hof te bezigen als een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende:
(...)
Uitspraak van 3 oktober 2012, op tegenspraak, in de zaak tegen de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] .
Beslissing (straf): Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
3. een kennisgeving ontzegging rijbevoegdheid – als bijlage gevoegd bij bonnummer [0001] – door het hof te bezigen als een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende:
Aan [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] .
U bent bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter te Zutphen van 3 oktober 2012
– onder meer – de bevoegdheid is ontzegd om motorrijtuigen, waaronder begrepen alle bromfietsen, te besturen, voor de duur van 12 maanden. Voormelde ontzegging zal ingaan op de 21e dag na betekening van dit schrijven om 00.00 uur.
4. een akte van uitreiking – als bijlage gevoegd bij bonnummer [0001] – door het hof te bezigen als een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, waaruit blijkt dat voormelde kennisgeving ontzegging rijbevoegdheid aan verdachte op 4 december 2012 te 11.00 uur in persoon is uitgereikt.”
3.3
Art. 180 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“2. De rechterlijke uitspraak of strafbeschikking is voor wat betreft de bijkomende straf niet voor tenuitvoerlegging vatbaar, zolang de termijn waarvoor de veroordeelde bij een andere rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, nog niet is verstreken.
3. Indien de rechterlijke uitspraak of strafbeschikking voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, geschiedt de tenuitvoerlegging niet dan nadat aan de veroordeelde in persoon een schrijven is uitgereikt, volgens de artikelen 587 en 588 van het Wetboek van Strafvordering, waarin het tijdstip van ingang en de duur van de ontzegging, de verplichting tot inlevering van het rijbewijs uiterlijk op dat tijdstip, alsmede het gevolg van niet tijdige inlevering worden medegedeeld.
4. De houder van een rijbewijs is, tenzij het is ingevorderd en niet is teruggegeven, verplicht dat rijbewijs in te leveren op het parket van het openbaar ministerie vanwaar hij het schrijven, bedoeld in het derde lid, heeft ontvangen, uiterlijk op het tijdstip van ingang van de ontzegging.
(...)
6. De termijn van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen wordt van rechtswege verlengd met het aantal dagen dat is verstreken tussen het tijdstip waarop het rijbewijs ingevolge het vierde lid had moeten worden ingeleverd en het tijdstip waarop nadien die inlevering heeft plaatsgevonden.
7. De termijn van de ontzegging wordt voorts verlengd met de tijd dat de veroordeelde gedurende de ontzegging rechtens zijn vrijheid is ontnomen.”
3.4
Anders dan het Hof heeft geoordeeld, kan uit de omstandigheid dat de verdachte blijkens het hiervoor weergegeven bewijsmiddel 2 bij onherroepelijk vonnis van de Politierechter van 3 oktober 2012 is veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden en de omstandigheid dat blijkens de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen 3 en 4 een kennisgeving ontzegging rijbevoegdheid op 4 december 2012 aan hem is uitgereikt niet zonder meer worden afgeleid dat het tenlastegelegde feit is begaan gedurende de periode dat hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd. Mede gelet op het bepaalde in art. 180 WVW 1994, kan niet louter uit de kennisgeving en de betekening daarvan worden afgeleid van wanneer tot wanneer die ontzegging van kracht was. Dat volgt evenmin uit het door het Hof gebruikte bewijsmiddel 1. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 mei 2019.