Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
28 mei 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het rijden met een snorfiets onder invloed van alcohol en het rijden terwijl hem ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen was opgelegd. De verdachte had een aanhoudingsverzoek ingediend, omdat hij verhinderd was om te verschijnen vanwege een familieomstandigheid. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, waarbij het belang van een snelle afdoening van zaken zwaarder woog dan de persoonlijke situatie van de verdachte. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden en er geen rechtsvragen waren die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht gezien de opgelegde gevangenisstraf van twee weken. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2019.