ECLI:NL:HR:2019:810

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
17/02315
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed door beginnend bestuurder en gevaar op weg veroorzaken door te proberen te ontkomen aan aanhouding

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 februari 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991. De verdachte was aangeklaagd voor rijden onder invloed en het veroorzaken van gevaar op de weg door te proberen te ontkomen aan een aanhouding. Het aanhoudingsverzoek van de gemachtigde raadsvrouwe werd door het Hof afgewezen, waarbij de belangenafweging tussen een adequate en snelle afdoening van zaken en de persoonlijke situatie van de verdachte centraal stond. De Hoge Raad heeft op 28 mei 2019 uitspraak gedaan en het beroep verworpen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht in deze zaak. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/02315
Datum28 mei 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 15 februari 2017, nummer 21/001915-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte ter zake van feit 1 opgelegde gevangenisstraf van één week, alsmede de ter zake van feit 2 opgelegde hechtenis van één week, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 mei 2019.