ECLI:NL:HR:2019:803

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
18/04050
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] V.O.F. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 augustus 2018. Het beroep in cassatie was ingesteld naar aanleiding van een geschil over de betaling van belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 2 november 2018 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en had hiervoor een termijn van vier weken gesteld. Deze brief was afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht was niet voldaan.

Vervolgens heeft de griffier op 4 december 2018 de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 24 december 2018 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om het verzuim te rechtvaardigen. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard.

De Hoge Raad heeft verder geen redenen gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 24 mei 2019.

Uitspraak

24 mei 2019
Nr. 18/04050
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] V.O.F.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 21 augustus 2018, nr. 17/00579, betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 2 november 2018 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 4 december 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 24 december 2018 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat zij niet verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2019.