Uitspraak
[A]te
[Q]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 10 juli 2018, nr. 16/00083, betreffende een door
[X] V.O.F.te
[Z]op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 18/03608. Het beroep was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2018, waarin een geschil over de aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen aan de orde was. De indiener van het beroepschrift werd door de griffier van de Hoge Raad op 22 september 2018 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en kreeg een termijn van vier weken om dit te voldoen. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace was afgeleverd, is het griffierecht niet betaald.
Op 23 oktober 2018 heeft de griffier de indiener opnieuw in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ook hierop is geen reactie ontvangen. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen redenen gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.