Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 mei 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 18/00381. Het geschil betreft de vraag of een tussen partijen overeengekomen bindend advies ook betrekking heeft op de vordering tot nakoming van een huurbeding. De zaak is een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:152) en een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 oktober 2017. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H.H. Conradi-Vermeulen, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.S. Kamminga, een verweerschrift tot verwerping heeft ingediend. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 lid 1 RO. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.