Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
21 mei 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft tijdens een poging tot beroving van zijn hennepkwekerij meermalen met een vuurwapen op een luchtkoker geschoten, waarbij het slachtoffer, een inbreker, in zijn nek is geraakt. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat R.T.A.G. Keller. De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren naar zes jaren en zes maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 21 mei 2019.