ECLI:NL:HR:2019:778

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
17/00423
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag tijdens beroving van hennepkwekerij met vuurwapen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft tijdens een poging tot beroving van zijn hennepkwekerij meermalen met een vuurwapen op een luchtkoker geschoten, waarbij het slachtoffer, een inbreker, in zijn nek is geraakt. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat R.T.A.G. Keller. De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren naar zes jaren en zes maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 21 mei 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/00423
Datum21 mei 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 december 2016, nummer 20/002413-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn in de mate die de Hoge Raad passend acht en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze zes jaren en zes maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 mei 2019.